Projectpapa: Tien jaar

Vannacht lag ik in bed in het huis van mijn ouders. Ik lag in hetzelfde bed als waarin ik lag toen tien jaar geleden de wereld compleet leek in te storten. Ik had een blauwe pyjama aan met een konijn erop. Ik was veertien. Oud en nieuw was voorbij, het nieuwe jaar was begonnen en ik moest weer naar school. In de derde van de middelbare zat ik.

Mijn vader was de dag ervoor niet lekker geworden. Hevige pijn in zijn arm. Een ziekenhuisbezoek in de middag resulteerde in morfine tegen de pijn en een verband. Een scheur in een spier die eigenlijk onmogelijk kan scheuren. Er hadden toen bij de artsen al allerlei belletjes moeten gaan rinkelen. Ze hadden ook in zijn bloed moeten zien dat er iets volledig fout zat. Maar ze zagen het niet. Hij werd gewoon naar huis gestuurd.

Er kwamen rond 8 uur ‘s avonds nog extra pijnstillers maar ook die deden weinig. Papa zag inmiddels groen van de pijn. Rond middernacht besloot mama dat ze terug met hem naar het ziekenhuis ging. Ik hoor het haar nog zeggen: met jou ga ik op deze manier de nacht niet in. Achteraf heeft ze met deze ferme beslissing zijn leven gered. Iets wat ik me jaren later pas ben gaan beseffen. Ik moest maar gewoon gaan slapen, als er iets was dan zouden ze bellen.

Nog volledig in onwetendheid ging ik naar bed. Helemaal alleen in het grote huis, iets wat sowieso niet mijn favoriete situatie was.  Rond vier uur in de nacht werd ik wakker. Ik liep door het huis en merkte dat ze er nog steeds niet waren. Ik belde mama. Papa werd geopereerd, ik moest maar weer gaan slapen. Alles zou goed komen. Morgen zou ze me bellen. Alleen belde ze me nooit.

Rond half 7 in de ochtend stond mijn halfbroer, die ik toentertijd maar een paar keer per jaar zag, in mijn kamer: “We moeten naar het ziekenhuis, papa gaat dood”. Ik hoor het hem nog zeggen. Op dat moment was het alsof de grond onder mijn voeten wegzakte. Ik werd kotsmisselijk. Alle cliché’s waren waar. In een klap ben je zowel wakker als verdoofd. Leef je op adrenaline. Wil je huilen maar dat lukt niet, want je gelooft niet wat er zojuist is gezegd. Verdoofd kleedde ik me aan en stapte ik in de auto. Ik belde een vriendinnetje uit reflex. Ik weet niet eens meer waarom.

Vanaf dat moment is het vaag. Ik heb heel veel losse herinneringen van die dag, en de dagen erna. Ik weet alleen niet meer wat de chronologische volgorde is van alle beelden in mijn hoofd. Ik weet dat papa aan zevenendertig infusen lag op de Intensive Care van het Carolus ziekenhuis in Den Bosch. Dat de gangen wit waren en er een vreemde lucht hing. Ik weet nog dat ik zijn wimpers niet meer kon zien doordat hij enorm opgeblazen was. Zijn nieren werkten niet meer en dus had hij meer weg van een opgeblazen kogelvis dan van een mens. Het was mijn vader niet die daar lag. Dat kon niet.

Zijn overlevingskans was iets van 5%. Papa had een vleesetende bacterie, een hemolytische streptokok en dan de gevaarlijke variant. De variant die zich in zo’n 24 uur naar je hart toe vreet en je van het leven beroofd. Een andere herinnering kwam een paar jaar geleden pas naar boven in een droom. Een droom die zo realistisch was dat ik hem vertelde aan mijn moeder. Ze beaamde dat wat ik had gedroomd echt was gebeurd.

Mijn moeder, tante en ik werden geroepen in het kamertje van een van de artsen. Hij vertelde dat papa dood zou gaan. Dat hij het niet zou redden. Op dat moment schijn ik heel hard te hebben gegild en ben ik de gang op gerend. De spierwitte gang die ineens ging draaien en zwart werd. Ik herinner met de verpleegsters nog die me opvingen. Hun aanwezigheid tenminste, ik herinner me geen gezichten.

De arts kreeg geen gelijk. Dag na dag ging voorbij en papa bleef leven. Hij kreeg de zalving van de zieken door een pastoor. Een laatste eerbetoon, maar het bleek geen laatste te zijn. Zijn nieren deden het niet en ik stond naast zijn bed maar tegen hem te vertellen dat hij normaal ook heel goed was in zeiken, dus dat hij dat nu ook maar potverdorie heel snel weer moest gaan doen. Dat zijn de dingen die ik heb onthouden van die gekke eerste dagen. De details weet ik nog. De grote lijnen niet meer. Ogenblikken, flarden, momenten, zinnen, en de enorme angst.

Papa werd voor de tweede keer geopereerd. We moesten toestemming geven om zijn arm te laten amputeren. Ik weet nog dat we met de halve familie in een kamer zaten te wachten. Geen idee meer met wie allemaal. Iedereen zat zich op te vreten tijdens de operatie. Bang dat hij het niet zou overleven. Ik zat op de grond tegen de muur en het enige waar ik me druk om maakte was zijn boosheid: papa zou door het lint gaan als hij wist dat we zijn arm hadden laten amputeren. Het enige waar ik aan kon denken.

Hij overleefde de operatie maar zijn nieren deden het nog steeds niet en hij moest aan de dialyse. Beetje jammer alleen dat deze intensive care geen verplaatsbaar dialyse-apparaat had en dat hem elke keer verplaatsen geen oplossing was, want veel te gevaarlijk. Man wat was ik pissig. Uiteindelijk werd besloten dat hij naar het ziekenhuis in de stad moest. Hij werd vervoerd in een speciale ambulance met extra vervoer ervoor en erachter, met al zijn 37 infusen. Op het moment dat dat gebeurde zat ik op school, voor de afleiding. Ik zat bij wiskunde, bij de engste docent die je je kunt voorstellen en zag mijn vader langsrijden. Die engste docent veranderde op dat moment in de liefste man ooit, en ik mocht tijdens de les mijn moeder bellen om te vragen of alles goed was gegaan. Ook weer zo’n gek moment dat me nog kraakhelder voor de geest staat.

Daarna bleef het stabiel. Het ergste gevaar was geweken. Papa werd 8 weken lang in coma gehouden op de intensive care van het GZG. Een ontzettend nare, donkere, koude omgeving. Een intensive care in een rondje, met enkel gordijnen tussen de patiënten in. Een intensive care waar je aan het bed van je vader zat en iemand verderop dood hoorde gaan. Het ziekenhuis is inmiddels gesloopt. Godzijdank.

Papa werd na een tijd wakker gemaakt en kreeg nog een delirium. Hij zag me aan voor zuster, werd boos omdat hij geen kroketten kreeg (er stond toch immers een frituurpan op het kastje!), riep dat we het pistool van zijn bed af moesten halen en meer van zulks. Achteraf vertelde hij dat hij de meest enge en realistische dromen heeft gehad, dromen zo realistisch dat hij heel lang heeft gedacht dat ze echt waren gebeurd. Uiteindelijk mocht hij naar de gewone afdeling. Hij moest opnieuw leren lopen, kreeg ergotherapie en weet ik veel wat nog meer allemaal.

Thuis heeft hij nog heel lang thuiszorg gehad en een drain in zijn wond die echt ontzettend stonk. Ook zo’n geur die je nooit meer vergeet. Maar hij was thuis. Papa had het overleefd. Hij was een wonder. De artsen gaven hem geen kans. De bacterie was zo’n 10 jaar niet meer voorgekomen. Later bleek dat er na papa ineens nog een aantal gevallen waren. Niemand weet waarom.

En vandaag is dit alles tien jaar geleden. Ik geloof het niet. Het lijkt veel korter. Zoveel dingen staan nog zo scherp op mijn netvlies dat ik me afvraag of ik ze ooit ga vergeten. En tegelijkertijd lijkt het alsof ik een film heb gezien of een hele nare serie. Dan denk ik: ik heb dit niet meegemaakt. Dit was te naar. Dit heeft iemand anders meegemaakt. Het was niet echt. Ik verzon het maar.

Bijna ieder jaar besteedde ik wel aandacht aan dit moment, aan deze dag. Met deze blog wil ik het afsluiten. Tien jaar geleden is het. Vergeten gaan we het niet maar ik hoop nog heel veel jaar zijn leven te mogen vieren.

oud werk

One Comment

  • Car

    prachtig stukje. Sterkte vandaag!

Post A Comment