Oeteldonk

“Kun je volgende week fotograferen bij ons?”
– Helaas, dan is het carnaval en ben ik vrij!
“Viér jij dat? En werk je dan niet?”
– Ja! En klopt. De hele week niet, in principe.
“Dan moet je zeker bijkomen van al dat zuipen”

Dit gesprek vindt elk jaar wel een keertje plaats. Carnaval is voor zoveel mensen die ik spreek niet meer dan jezelf in een apenpakkie hijsen en liters bier naar binnen gooien.

En tuurlijk, er is bier. En ja, iedereen is verkleed. Maar het is zoveel meer dan dat.

Als geboren Bosschenaar (en dus Oeteldonker, tijdens carnaval) vier ik het, ondanks dat ik inmiddels in het Kielegat (Breda) woon, altijd op mijn thuishonk.
Ik vertrek morgen richting mijn ouders om me vervolgens drie dagen lang onder te dompelen in een andere wereld. In een wereld van saamhorigheid, liefde, vrolijkheid en tradities.

Samen met mijn moeder vrolijken we onze jasjes elk jaar een beetje verder op, halen we onze hoedjes uit de kast en onze rood wit gele (de kleuren van Oeteldonk) sjaals tevoorschijn. Zondagochtend begint het. Om 11.11 staan we met familie op het station te kijken naar hoe de Prins (Prins Amadeiro Ricosto di Carnavallo, Ridder van het Reksam, Heer en Meester van Oeteldonk en deszelfs omliggende watervrije moerassen en zandwoestijnen enz, enz, enz.) aankomt op het station. Het Oeteldonkse volkslied wordt gezongen en we zijn los. Terwijl de intocht begint te trekken begeven wij ons eerst naar een plek waar koffie en bossche bollen zijn.

Dan lopen we naar een plek in de stad waar nóg meer familie staat en bekijken we samen de intocht terwijl we onze voeten warm dansen en voorzichtig aan een brandewijntje naar binnen tikken. (Om warm te blijven natuurlijk ;-)). Zwaaien naar de Prins en de Peer (De “Burgervaojer” (burgemeester) van Oeteldonk, die eigenlijk peer van den Muggenheuvel tot den Bobberd heet). Lachen om de briljante vondsten en grapjes van mede Oeteldonkers en dansen op straat. Iedereen praat met elkaar. Iedereen doet lief tegen elkaar. Iedereen maakt grapjes met elkaar. Jong. Oud. Dik. Dun. Blond. Bruin. Grijs. Verkleed. Of niet. Alles mag en kan.

De onthulling van Knillis (die symbool staat voor de (vermeende) oprichter van Oeteldonk) wordt in de middag onthuld op de markt. Als het een beetje mee zit schijnt de zon dan op je snoet en moet je oppassen dat je geen confetti inslikt die ruimschoots door de lucht vliegt.

Volgende stop: de Azijnfabriek. Want daar staat de carnavalsband waar ik mee ben opgegroeid: Piep en Blaoslust (ofwel: Piep ende Bloas).  Die elk jaar een complete show (sjow) bedenken rondom een thema. Met prachtige liedjes. Soms klassieke stukken. Soms gekke varianten van bestaande nummers. Met ludieke teksten. Cabaret. Een aantal nummers hoor ik al mijn hele leven lang, en bij de eerste tonen die ik hoor word ik gewoon al zó blij. Daarna is het tijd voor een supertje speciaal bij de Fijnproever, om vervolgens te gaan dweilen. (Van kroeg naar kroeg te dansen met bier).

Dát is voor mij carnaval; het samen zijn met lieve mensen en familie. De saamhorigheid. De traditie. De melancholie. De gezelligheid. En het even helemaal in een andere bubbel leven. Een drie daagse vakantie waarin de rest van de wereld even niet bestaat. Waar er geen stress is. Waar er geen Trumps en oorlogen zijn. Waarin je gewoon heel even mag verdwijnen in een wereld vol muziek en liefde.

Dit was dan alleen nog maar de zondag. Want natuurlijk is er op maandag nog de Grote Optocht en de dinsdag de Kinderoptocht, die ook nog gepaard gaan met allerlei tradities. En ja, het is ieder jaar even slikken om na 2 dagen hossen op de dinsdagochtend fris en fruitig in de stad te willen staan om mee te helpen met de kinderoptocht, maar hee, het is het zo waard!

Vanaf zondag duik ik dus weer even onder, in het moeras vol met kikkers in Oeteldonk. Geniet! <3

 

Post A Comment